Kinderopvangcentra mogen vanaf 1 februari 2024 meertalige dagopvang aanbieden. De Eerste Kamer heeft vandaag ingestemd met een wetsvoorstel van minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid). Hierdoor mag kinderopvang voor maximaal 50% van de dagelijkse opvangtijd in het Duits, Engels of Frans aangeboden worden. Buitenschoolse opvang mag al langer meertalig worden aangeboden.
De afgelopen jaren is er geëxperimenteerd met meertalige dagopvang. Daaruit blijkt dat meertalige dagopvang voordelen biedt voor zowel kinderen bij wie Nederlands de thuistaal is, als voor kinderen voor wie Nederlands een vreemde taal is. Meertalige dagopvang heeft positieve effecten op de taalontwikkeling van kinderen, blijkt uit het onderzoek van Project MIND.
Afwijkingsmogelijkheid 50%
In de wet is vastgelegd dat maximaal 50% van de opvangtijd per dag de opvang in een andere taal (Duits, Engels of Frans) mag worden aangeboden. In de wet is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen, voor als het percentage van maximaal 50% anderstalige opvang vanwege ziekte, vakantie, of ander soort verlof van medewerkers wordt overschreden. Wel moet op jaarbasis nog steeds minimaal 50% van de opvangtijd in het Nederlands worden aangeboden.
Dit is een wijziging ten opzichte van het concept-wetsvoorstel, waarin stond dat bij gebruik van de afwijkingsmogelijkheid op maandbasis alsnog aan het percentage van 50% moest worden voldaan. Omdat uit veel reacties op de internetconsultatie bleek dat dit in de praktijk niet haalbaar was, is dit in het uiteindelijke wetsvoorstel gewijzigd en op jaarbasis geworden. Wij zijn hier voorstander van omdat dit kinderopvangorganisaties de mogelijkheid geeft om bij gebruik van de afwijkingsmogelijkheid op een meer natuurlijke manier te kunnen compenseren. Omdat je meer tijd hebt om te compenseren, is het makkelijker om een balans te vinden tussen de hoeveelheid verlof en vakantie van de verschillende medewerkers bij gebruik van de afwijkingsmogelijkheid.
Anderstalige kinderopvang
In de wet is geen aparte regeling opgenomen voor anderstalige dagopvang, dat wil zeggen dagopvang waar een andere taal dan het Nederlands wordt gesproken omdat de herkomst van de kinderen in specifieke omstandigheden daartoe noodzaakt (Artikel 1.55 lid 2). Momenteel zijn er enkele organisaties die anderstalige kinderopvang aanbieden onder artikel 1.55 lid 2 van de Wet kinderopvang. SZW herkent dat er in de praktijk onduidelijkheid bestaat over dit lid en is bezig met een verduidelijking. Wij voeren gesprekken met SZW over deze verduidelijking en over de uitwerking van de taaleis voor beroepskrachten die een andere taal spreken met kinderen.
In de reactie op de internetconsultatie heeft het ministerie hier het volgende over gezegd:
“SZW herkent dat er in de praktijk onduidelijkheid bestaat over dit lid. Dit vormt geen onderdeel van het wetsvoorstel meertalige kinderopvang en daarmee ook niet van het voorliggende besluit. In het wetsvoorstel en het nader rapport is op verzoek van de Raad van State toegelicht waarom dit nu niet is meegenomen. SZW ziet de knelpunten die inwerkingtreding van de taaleis Nederlands zou hebben voor beroepskrachten die op grond van dit lid een andere taal spreken met de kinderen. Wij verwachten eind 2023 of begin 2024 duidelijkheid te kunnen geven hoe dit ondervangen wordt. Dat is dus ongeveer gelijktijdig met de inwerkingtreding van meertalige kinderopvang.”
Verdere uitwerking regelgeving
Verdere voorwaarden worden uitgewerkt en later opgenomen in het ‘Besluit kwaliteit kinderopvang’. Het ministerie verwacht deze in het eerste kwartaal van 2024 te publiceren. De taaleis voor meertalige dagopvang zal separaat worden uitgewerkt in een ministeriële regeling.