Voor de ontwikkeling van kinderen is ongedwongen spelen van groot belang. De nadruk op vroeg leren is echter alleen maar toegenomen. En dat is funest, stellen vijf belangenorganisaties rond het jonge kind.
Het brein van het jonge kind is als een jonge boom. Veel potentie om uit te groeien tot mooie eik met klim- en schommelplezier.
Maar wat als je de schommel te vroeg ophangt en de boomstam bezwijkt? Je gaat tegen de natuur in en maakt iets onherstelbaar kapot. Funest voor breinontwikkeling is het harde en onomstreden bewijs uit de pedagogische en neurowetenschappen. Dinsdag is er in de Tweede Kamer een rondetafelgesprek over het jonge kind. In 2016 was er ook zo’n gesprek met een indrukwekkende gastenlijst. Iedereen was eensgezind: het jonge kind moet meer speelruimte krijgen om zich optimaal te kunnen ontwikkelen. Wat is er in die zes jaar gebeurd? De kleutertoets is afgeschaft, maar verder is de nadruk op vroege geletterdheid en gecijferdheid toegenomen.
We rekenen kinderen af op wat ze niet kunnen in plaats van wat ze wél kunnen. Helaas laat de toenemende kansenongelijkheid zien dat de Nederlandse aanpak niet werkt. Sterker, internationale vergelijkingen laten zien dat Nederlandse kinderen steeds verder achter raken waar het gaat om hun kennis van taal en rekenen. Specialisten rondom het jonge kind zeggen: heb vertrouwen in het natuurlijke proces. Kinderen willen niet presteren, ze willen spelen.
Je moet het spel, indien nodig, verrijken maar niet opleggen. Spontaan spel zonder doelstelling van bovenaf. Onmeetbaar én onmisbaar: creatief spel is essentieel voor de fysieke, emotionele en cognitieve groei van kinderen. Daarmee creëren we stabiele, nieuwsgierige en leergierige kinderen. Natuurlijk kun je zeggen: we kunnen toch spelenderwijs leren? Het antwoord is: nee. Speels leren is iets anders dan leren door spel. Wanneer een jong kind gestuurd speelt, met opgelegde, cognitieve leerdoelen, rekenen we ze af op hun prestatie.
Die schommel wordt dan te vroeg opgehangen. Precies wat er gebeurt als je een 3-jarige naar zwemles brengt. Die blijft twee jaar lang stuurloos in badje 1 hangen en dat doet iets met je zelfvertrouwen. In die tijd had het kind eindeloos kunnen klimmen, klauteren, leren vallen en weer opstaan. Kansengelijkheid is vaak het argument voor vroegtijdige educatie. ‘De gedachte dat vervroeging van de schoolleeftijd de kloof kan verkleinen is echter niet gebaseerd op pedagogische inzichten’ (Goorhuis-Brouwer 2016). Door kinderen al op zo’n jonge leeftijd cognitief te laten leren, komt er teveel gewicht op de jonge boomstam: het geeft (achterstands)kinderen een fundamentele onzekerheid en zorgt voor afnemende creativiteit, verminderde motorische vaardigheden en minder autonomie. Er zijn daarom beleidsmakers nodig met moed. Moed om tegen de stroom in te zwemmen, moed om speelruimte aan het kind van 0-7 jaar te bieden. In het belang van de maatschappij hebben we kinderen nodig die zonder vooraf gesteld doel mogen spelen.
De kinderopvang, met de expertise van duizenden pedagogisch professionals, is de plek bij uitstek om die speelruimte te bieden.
Gjalt Jellesma, Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang; Felix Rottenberg, Brancheorganisatie Kinderopvang; Myrte van Gurp, Pedagogisch Professionals in de Kinderopvang; Marjet Winsemius, Voor Werkende Ouders en Werk- en Steungroep Kleuteronderwijs, De Kerngroep.
Dit artikel verscheen eerder als opinieartikel in het Algemeen Dagblad.