Sinds 1 januari 2019 moet elke kinderopvanglocatie een pedagogisch beleidsmedewerker (PBM) / coach (PBC) hebben. De pedagogisch beleidsmedeweker / coach is verantwoordelijk voor pedagogische beleidsontwikkeling en -implementatie, en het coachen van beroepskrachten bij de uitvoering van hun werkzaamheden. De regels rond de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker / coach staan in artikel 8 (dagopvang) en artikel 17 (bso) van het Besluit kwaliteit kinderopvang.

De uitvoering van beide rollen kan worden belegd bij twee functionarissen (een pedagogisch beleidsmedewerker voor de beleidsontwikkeling en een pedagogisch coach voor de coaching), maar kan ook door één functionaris in een gecombineerde functie uitgevoerd worden.
Ook is het mogelijk om deze taken te beleggen bij bijvoorbeeld de locatiemanager, stafmedewerker of de houder, op voorwaarde dat deze voldoet aan de kwalificatie-eisen die voor beide rollen gelden. Deze kwalificatie-eisen staan in Bijlage 13 van de Cao Kinderopvang, paragraaf 2.

Meewerkend coach 
Een pedagogisch coach mag ook ingezet worden als ‘meewerkend coach’. Voorwaarde is dan dat de coach ook groepstaken uitvoert (en dus ook voor de functie van pedagogisch medewerker gekwalificeerd is). In dat geval mag de coach formatief worden ingezet op de groep en telt hij/zij mee voor de BKR. Overigens geldt voor deze meewerkend coach dat ook zij coaching moet krijgen van een gediplomeerde collega-coach.

Vastleggen coachingsuren 
In de Wet IKK staat dat iedere houder elk jaar schriftelijk vastlegt hoeveel locaties en hoeveel fte pedagogisch medewerker hij heeft per 1 januari van dat jaar. Op basis daarvan bereken je (eventueel met behulp van de rekentool van SZW) het minimum aantal benodigde uren voor pedagogische beleidsontwikkeling en voor coaching. Je bepaalt vervolgens hoe je die uren binnen die verschillende activiteiten verdeelt over de locaties. Je hoeft de uren niet evenredig te verdelen over de aanwezige locaties, maar je moet er wel voor zorgen dat iedere pedagogisch medewerker jaarlijks een vorm van coaching ontvangt. Je moet het onderscheid tussen de uren voor de pedagogische beleidsontwikkeling en de uren voor coaching inzichtelijk maken. Je moet de verdeling van uren over de locaties schriftelijk vastleggen, zodat het inzichtelijk is voor beroepskrachten en ouders.
Aantonen coachingsuren bij toezichthouder 
BK krijgt vaak de vraag hoe de uren van de pedagogisch coach geregistreerd en aangetoond moeten worden. Het beleid van de GGD is niet eenduidig en daarnaast blijkt in de praktijk dat toezichthouders verschillende eisen stellen aan de manieren van het aantonen van deze uren.
Dit heeft onder de houders geresulteerd in verschillende vormen van registreren en aantonen. Waar sommige houders werken met een overzicht met een berekening gebaseerd op de LRK-nummers in combinatie met een globale coachplanning, werken andere organisaties met gedetailleerde overzichten. In deze overzichten wordt per medewerker en soms zelfs per uur de vormgeving van de coaching beschreven, wat veel administratieve lasten met zich meebrengt.
BK is hierover in gesprek gegaan met GGD GHOR Nederland. GGD GHOR geeft aan dat uit de regelgeving volgt dat de toezichthouder toetst op:
<ul>
<li>Het aantal coachingsuren</li>
<li>De verdeling van het aantal over locaties</li>
<li>Elke pedagogisch medewerker ontvangt coaching</li>
</ul>
Hoe de houder dit aantoont is niet vastgelegd en kan per situatie verschillen. In het algemeen zal met informatie over de bovenstaande drie punten, aangetoond kunnen worden dat er wordt voldaan aan de eisen voor het inzetten van de pedagogisch coach. Als een toezichthouder gerede twijfel heeft of er voldoende uren coaching zijn ingezet, dan wel of iedere pedagogisch medeweker coaching heeft ontvangen, dan mag de toezichthouder nadere informatie vragen aan de houder. De houder moet aan deze vraag voldoen. Een toezichthouder mag niet vooraf, zonder aanleiding, om deze nadere informatie vragen.
Oudercommissie en Ondernemingsraad 
De inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker/coach valt onder ‘het organiseren van verantwoorde kinderopvang’ en is daarmee een onderwerp waar de oudercommissie adviesrecht over heeft. De inzet van coaching kan gezien daarnaast worden als een onderdeel van personeelsopleiding (het aanleren, bijhouden of vergroten van vakbekwaamheid). Personeelsopleiding is een onderwerp dat valt onder het instemmingsrecht van de Ondernemingsraad (OR).

Vastleggen coachingsuren 
In de Wet IKK staat dat iedere houder elk jaar schriftelijk vastlegt hoeveel locaties en hoeveel fte pedagogisch medewerker hij heeft per 1 januari van dat jaar. Op basis daarvan bereken je (eventueel met behulp van de rekentool van SZW) het minimum aantal benodigde uren voor pedagogische beleidsontwikkeling en voor coaching. Je bepaalt vervolgens hoe je die uren binnen die verschillende activiteiten verdeelt over de locaties. Je hoeft de uren niet evenredig te verdelen over de aanwezige locaties, maar je moet er wel voor zorgen dat iedere pedagogisch medewerker jaarlijks een vorm van coaching ontvangt. Je moet het onderscheid tussen de uren voor de pedagogische beleidsontwikkeling en de uren voor coaching inzichtelijk maken. Je moet de verdeling van uren over de locaties schriftelijk vastleggen, zodat het inzichtelijk is voor beroepskrachten en ouders.

Aantonen coachingsuren bij toezichthouder 
BK krijgt vaak de vraag hoe de uren van de pedagogisch coach geregistreerd en aangetoond moeten worden. Het beleid van de GGD is niet eenduidig en daarnaast blijkt in de praktijk dat toezichthouders verschillende eisen stellen aan de manieren van het aantonen van deze uren.
Dit heeft onder de houders geresulteerd in verschillende vormen van registreren en aantonen. Waar sommige houders werken met een overzicht met een berekening gebaseerd op de LRK-nummers in combinatie met een globale coachplanning, werken andere organisaties met gedetailleerde overzichten. In deze overzichten wordt per medewerker en soms zelfs per uur de vormgeving van de coaching beschreven, wat veel administratieve lasten met zich meebrengt.
BK is hierover in gesprek gegaan met GGD GHOR Nederland. GGD GHOR geeft aan dat uit de regelgeving volgt dat de toezichthouder toetst op:
<ul>
<li>Het aantal coachingsuren</li>
<li>De verdeling van het aantal over locaties</li>
<li>Elke pedagogisch medewerker ontvangt coaching</li>
</ul>
Hoe de houder dit aantoont is niet vastgelegd en kan per situatie verschillen. In het algemeen zal met informatie over de bovenstaande drie punten, aangetoond kunnen worden dat er wordt voldaan aan de eisen voor het inzetten van de pedagogisch coach. Als een toezichthouder gerede twijfel heeft of er voldoende uren coaching zijn ingezet, dan wel of iedere pedagogisch medeweker coaching heeft ontvangen, dan mag de toezichthouder nadere informatie vragen aan de houder. De houder moet aan deze vraag voldoen. Een toezichthouder mag niet vooraf, zonder aanleiding, om deze nadere informatie vragen.

Oudercommissie en Ondernemingsraad 
De inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker/coach valt onder ‘het organiseren van verantwoorde kinderopvang’ en is daarmee een onderwerp waar de oudercommissie adviesrecht over heeft. De inzet van coaching kan gezien daarnaast worden als een onderdeel van personeelsopleiding (het aanleren, bijhouden of vergroten van vakbekwaamheid). Personeelsopleiding is een onderwerp dat valt onder het instemmingsrecht van de Ondernemingsraad (OR).

Pedagogisch beleidsmedewerker / coach