Werkgevers zien en horen wat er speelt op het gebied van werkdrukbeleving, daar willen we iets mee. Dit is besproken in de cao-onderhandelingen, maar het is een ingewikkeld probleem dat we niet alleen in de cao kunnen oplossen.
Het knelt doordat we aan de ene kant te maken hebben met strikte wet- en regelgeving, zoals het vaste gezichten criterium en de verplichting dat pauzetijden vast moeten liggen. En aan de andere kant moeten we flexibiliteit in opvang bieden. Niet alleen omdat ouders dat vragen maar ook omdat de wetgeving dat eist. Dagelijks wijzigen groepssamenstellingen. Die combinatie van strikte regels en flexibiliteit maakt het roosteren moeilijk. Tel daarbij op dat er regelmatig te weinig personeel is door de krapte op de arbeidsmarkt, door ziekte of zoals afgelopen jaar door Covid en medewerkers die in quarantaine moesten. Dan ontstaan er situaties waarin er een beroep gedaan moet worden op de creativiteit en flexibiliteit van medewerkers.
De voorstellen van FNV om de jaarurensystematiek en de beschikbaarheidsdag af te schaffen lossen het probleem niet op. Het gevolg hiervan is dat kinderopvangorganisaties niet altijd aan hun wettelijke verplichtingen kunnen voldoen. Binnen de mogelijkheden komen BK en BMK wel met enkele verbeteringen.
- Een halvering van het maximum aantal op te bouwen min-uren of plus-uren voor de dagopvang. Niet voor de BSO en het peuterspeelzalen. Daar zijn de verschillen tussen schoolweken en vakantieweken te groot. Als daar minder min-uren of plus-uren kunnen worden opgebouwd moeten met heel veel medewerkers andere afspraken worden gemaakt over hun arbeidsduur en werkdagen.
- Betere afspraken over roosterdagen en niet-roosterdagen die de afspraken in de cao over de beschikbaarheidsdag vervangen.
- 4 uur extra voor niet groepsgebonden uren (NGU).
- En vanaf deze zomer is er een commissie waar medewerkers terecht kunnen als hun werkgever deze en andere afspraken in de cao niet goed toepast.
BK en BMK vinden het daarnaast belangrijk dat er een breed gesprek komt over werkdrukbeleving en wat er mogelijk is om dit te verminderen. Daarvoor nodigen we naast de vakbonden ook het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de GGD’s uit. Omdat de wet- en regelgeving te weinig regelruimte laat voor pedagogisch medewerkers, komen werkgevers en medewerkers klem te zitten in het vinden van oplossingen. Wij zien mogelijkheden om sommige wettelijke regels te versoepelen zonder dat dat ten kostte gaat van de kwaliteit.
BK en BMK bieden medewerkers ook een loonstijging van 3% plus een eenmalige uitkering van 0,5% als blijk van waardering voor hun betrokkenheid in de afgelopen tijd. FNV vraagt 5%, CNV 3%. Met ons loonbod komen we voor een groot deel tegemoet aan de wens van de vakbonden en doen we naar onze mening een passend voorstel, zeker in deze ingewikkelde periode. Bovendien zijn er de afgelopen jaren in de cao Kinderopvang hele goede afspraken gemaakt over loonstijgingen. In 2020 stegen de lonen nog met 3% en kwam er weer een eindejaarsuitkering van 2%. Sinds 2017 zijn de salarissen in de Kinderopvang gestegen met 13,5%. Dat is 4,5% hoger dan het gemiddelde in Nederland.
Op 3 juni stemmen de leden van BK en BMK over het voorgestelde eindbod van de onderhandelingsdelegatie dat ze aan FNV en CNV hebben gedaan. Ook de leden van de beide vakbonden gaan hierover stemmen. Op 7 juni spreken alle partijen elkaar dan weer. BK en BMK hopen dat dat gesprek leidt tot een akkoord over een Cao Kinderopvang voor de tweede helft van 2021 en 2022.