Tweede Kamerdebat Kinderopvang: belang van spelen onderstreept
Vorige week donderdag 21 april, sprak de Vaste Kamercommissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid met minister Karien van Gennip in een commissiedebat over de kinderopvang. Ons pleidooi voor speelruimte voor kinderen de dagen ervoor had goed gehoor gekregen. Zowel de minister als het overgrote deel van de aanwezige Kamerleden onderstreepten het belang van spelen: geen curriculum met leerdoelen, maar kinderen laten spelen – dan leren ze. We zullen de Kamer hieraan houden!
Uit Kamervragen voorafgaand aan het debat werd duidelijk dat in het debat gesproken zou worden over meer leerdoelen in de kinderopvang. Deze roep om verschoolsing strookt niet met wat wetenschappers al jaren bevestigen: kinderen leren door te spelen. Op de vraag of het wenselijk is om leerdoelen op te stellen voor de kinderopvang, antwoordde de minister het volgende:
Er bestaat in Nederland geen wettelijke plicht, zoals de leerplicht voor kinderen vanaf vijf jaar, om naar de kinderopvang te gaan. Een verplicht curriculum voor de kinderen van nul tot vier jaar is dan ook niet aangewezen. Daarbij moet worden opgemerkt dat jonge kinderen spelenderwijs leren, in sprongen en wanneer ze er aan toe zijn. Kinderen in de kinderopvang worden in hun brede ontwikkeling en welbevinden ondersteund en gestimuleerd door pedagogisch medewerkers op een manier die passend is bij hun specifieke ontwikkelingsmogelijkheden en -behoeften. Zij doen dit door bijvoorbeeld het spel van kinderen te verrijken, gerichte activiteiten aan te bieden en de interacties tussen kinderen te begeleiden.
Het zwaartepunt van het debat lag bij de uitwerking van de plannen van het kabinet om kinderopvang voor 95% te vergoeden voor werkende ouders. Diverse Kamerleden wilden van de minister weten wat deze nieuwe financiering betekent voor de kwaliteit, tarieven en toegankelijkheid van de kinderopvang. Er werden zorgen uitgesproken over overwinsten, “cowboys” en de rol van private equity. Vanuit enkele lobbyclubs waren voorstellen gedaan voor vaste uurtarieven (dus het einde van de vrije prijsvorming) of een winstklem. We zijn blij dat de minister zich, net als wij, op de feiten wil baseren en daarom onderzoek gaat doen naar financieringsstromen in de kinderopvang bij zowel profit als not-for-profit partijen. Mochten daaruit blijken dat een onwenselijke situatie zou kunnen ontstaan, dan zullen verschillende maatregelen onderzocht en gewogen worden.
In onze input aan Kamerleden hebben wij aangegeven dat álle partijen in ons stelsel nodig zijn om de ambities van dit kabinet te verwezenlijken. We hebben ervoor gepleit dat kwaliteit en transparantie voorop horen te staan in het oordeel over de geboden kinderopvang. We hebben gewezen op de onwenselijke neveneffecten van maatregelen als een winstklem of vaste tarieven, en de haast die enkele lobbypartijen hebben om dit soort maatregelen zo snel mogelijk, zonder een goed beeld van de voor- en nadelen, door de politiek te laten nemen. Daarmee zou de kinderopvang een speelbal worden van de politiek, in plaats van onderwerp van zorgvuldige beleidsvorming. Gelukkig bleek de minister ook voorstander te zijn van zorgvuldigheid.