In 2021 vond de derde meting plaats naar het aantal peuters in voorschoolse voorzieningen. Uit het onderzoek blijkt dat meer ouders gebruikmaken van peuteropvang dan in 2017. Alle gemeenten hebben inmiddels een regeling voor een aanbod voor peuters zonder aanspraak op kinderopvangtoeslag.
Het meerjarig onderzoek is in 2017 gestart om inzicht te krijgen in het aantal peuters dat naar een voorschoolse voorziening gaat. Ook is onderzocht welke inspanningen gemeenten leveren om een aanbod te doen aan ouders die geen gebruik maken van een voorschoolse voorziening. De bestuurlijke afspraken tussen SZW en VNG ‘Een aanbod voor alle peuters’ (2016) vormen de aanleiding voor het onderzoek. Er zijn toen structureel extra middelen vrijgemaakt waarmee ook aan peuters zonder aanspraak op KOT een voorschools aanbod gedaan kon worden.
Uit de meting van 2021 blijkt dat vrijwel alle gemeenten stappen hebben ondernomen om het non-bereik (peuters die geen gebruik maken van een voorschools aanbod) omlaag te brengen. Het non-bereik onder peuters zonder aanspraak op KOT is in de periode 2017 – 2021 substantieel gedaald van 24% naar 13%. Het aantal uren dat ouders gebruik kan maken van een voorschools aanbod is gestegen als gevolg van de invoering van de urenuitbreiding VE, die per 1 augustus 2020 van kracht werd.
Een kwart van de ouders die geen gebruik maken van een voorschools aanbod geeft aan dat zij principiële bezwaren hebben of geen meerwaarde zien. Het wegnemen van principiële bezwaren zou dan ook een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het verder verhogen van het bereik.
Het meerjarig onderzoek is in opdracht van SZW en VNG uitgevoerd door Bureau Buitenhek. De resultaten van de derde meting zijn onlangs aan de Tweede kamer aangeboden. Je kunt het onderzoeksrapport downloaden via Rijksoverheid, Monitor bereik van voorschoolse voorzieningen in NL 2021.